LibreOffice 25.8 Help
Specificeert de getalopmaak voor kopnummering in het huidige document.
Klik op het overzichtsniveau dat u wilt wijzigen en geef vervolgens de nummeringsopties voor het niveau op. Om de nummeringsopties, behalve alinea-opmaakprofiel, toe te passen op alle niveaus, klikt u op "1-10".
Specificeer de opmaak voor het geselecteerde overzichtsniveau.
Selecteer het nummeringsschema dat u op het geselecteerde overzichtsniveau wilt toepassen.
| Selectie | Beschrijving | 
|---|---|
| 1, 2, 3, ... | Arabische cijfers | 
| A, B, C, ... | Alfabetische nummering met hoofdletters A-Z | 
| a, b, c, ... | Alfabetische nummering met kleine letters a–z | 
| I, II, III, ... | Romeinse cijfers (hoofdletters) | 
| i, ii, iii, ... | Romeinse cijfers (kleine letters) | 
| A,... AA,... AAA,... | Alfabetische nummering met hoofdletters A-Z | 
| a,... aa,... aaa,... | Alfabetische nummering met kleine letters a–z | 
| Geen | Geen nummering. Alleen het teken of symbool dat in de velden voor Scheidingsteken gedefinieerd is, verschijnt aan het begin van de genummerde regel. | 
Voer het nummer in waarop u de kopnummering voor het geselecteerde niveau wilt laten beginnen.
Selecteer het alinea-opmaakprofiel die u aan het geselecteerde overzichtsniveau wilt toewijzen. Als u op "Geen" klikt, wordt het geselecteerde overzichtsniveau niet gedefinieerd.
Selecteer de tekenstijl van het nummeringsteken.
Selecteer het aantal overzichtsniveaus dat u wilt opnemen in de kopnummering. Selecteer 1 om alleen het nummer voor het huidige overzichtsniveau weer te geven. Selecteer bijvoorbeeld 3 om het huidige niveau en de twee vorige niveaus weer te geven in het kopnummer.
Geef een optionele tekst op die altijd voor of na het kopnummer moet verschijnen.
Voer de tekst in die u voor het kopnummer wilt weergeven. Typ bijvoorbeeld "Hoofdstuk " om altijd "Hoofdstuk " voor het kopnummer te laten verschijnen.
Voer de tekst in die u na het kopnummer wilt weergeven. Typ bijvoorbeeld . om het kopnummer altijd met een punt te laten eindigen.