LibreOffice 25.8 Help
Berekent de prijs per nominale waarde van 100 valuta-eenheden van een waardepapier als de eerste rentetermijn afwijkend valt.
AFW.ET.PRIJS(Aankoopdatum; Vervaldatum; Uitgifte; Eerste rentetermijn; Rente; Rendement; Aflossingsbedrag; Frequentie ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Uitgifte is de datum van uitgifte van het waardepapier.
Eerste rentetermijn is de eerste rentedatum van het waardepapier.
Rente is de jaarlijkse rentekoers.
Rendement is de jaarlijkse opbrengst van het waardepapier.
Aflossingsbedrag is de aflossingswaarde per 100 valuta-eenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Berekent het rendement van een waardepapier als de eerste rentetermijn afwijkend valt.
AFW.ET.REND(Aankoopdatum; Vervaldatum; Uitgifte; Eerste rentetermijn; Rente; Koers; Aflossingsbedrag; Frequentie ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Uitgifte is de datum van uitgifte van het waardepapier.
Eerste rentetermijn is de eerste renteperiode van het waardepapier.
Rente is de jaarlijkse rentekoers.
Koers is de prijs van het waardepapier.
Aflossingsbedrag is de aflossingswaarde per 100 valuta-eenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Berekent de prijs per nominale waarde van 100 valuta-eenheden van een waardepapier als de laatste rentetermijn afwijkend valt.
AFW.LT.PRIJS(Aankoopdatum; Vervaldatum; Laatste rentetermijn; Rente; Rendement; Aflossingsbedrag; Frequentie ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Laatste rentetermijn is de laatste rentedatum van het waardepapier.
Rente is de jaarlijkse rentekoers.
Rendement is de jaarlijkse opbrengst van het waardepapier.
Aflossingsbedrag is de aflossingswaarde per 100 valuta-eenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Aankoopdatum: 7 Februari 1999, vervaldatum: 15 Juni 1999, laatste rentedatum: 15 Oktober 1998. Rentepercentage: 3,75 procent, rendement: 4,05 procent, aflossingswaarde: 100 valuta-eenheden, frequentie van betalingen: halfjaarlijks = 2, basis: = 0
De koers per 100 valuta-eenheden van gelijke waarde van een waardepapier met een afwijkende laatste rentedatum wordt als volgt berekend:
=AFW.LT.PRIJS("1999-02-07";"1999-06-15";"1998-10-15"; 0,0375; 0,0405;100;2;0) geeft 99,87829.
Berekent het rendement van een waardepapier als de laatste rentetermijn afwijkend valt.
AFW.LT.REND(Aankoopdatum; Vervaldatum; Laatste rentetermijn; Rente; Koers; Aflossingsbedrag; Frequentie ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Laatste rentetermijn is de laatste rentedatum van het waardepapier.
Rente is de jaarlijkse rentekoers.
Koers is de prijs van het waardepapier.
Aflossingsbedrag is de aflossingswaarde per 100 valuta-eenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Aankoopdatum: 20 April 1999, vervaldatum: 15 Juni 1999, laatste rentedatum: 15 Oktober 1998. Rentepercentage: 3,75 procent, koers: 99,875 valuta-eenheden, aflossingswaarde: 100 valuta-eenheden, frequentie van betalingen: halfjaarlijks = 2, basis: = 0
Het rendement van het waardepapier met een afwijkende laatste rentedatum wordt als volgt berekend:
=AFW.LT.REND("1999-04-20";"1999-06-15"; "1998-10-15"; 0,0375; 99,875; 100;2;0) geeft 0,044873 of 4,4873%.
Geeft het aantal rentetermijnen (rentebetalingen) tussen de aankoopdatum en de vervaldag.
COUP.AANTAL(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie ; Soort jaar))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel rentebetalingen zijn er volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.AANTAL("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 2.
Geeft het aantal dagen in de huidige renteperiode waarin de aankoopdatum valt.
COUP.DAGEN(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie ; Soort jaar))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de afloopdatum is 15-11-2001. Rente wordt per half jaar betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen telt de renteperiode waarin de afloopdatum valt volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DAGEN("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 182,5.
Geeft het aantal dagen vanaf de eerste dag van rentebetaling op een waardepapier tot de aankoopdatum.
COUP.DAGEN.BB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie ; Soort jaar))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen is dit volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DAGEN.BB("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 71.
Geeft het aantal dagen van de aankoopdatum tot de volgende rentetermijn.
COUP.DAGEN.VV(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen zijn er volgens de dagelijkse balans renteberekening (basis 3) tot aan de volgende rentebetaling?
=COUP.DAGEN.VV("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 110.
Geeft de datum van de eerste rentetermijn na de aankoopdatum. Noteer het resultaat als een datum.
COUP.DATUM.NB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie ; Soort jaar optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Wanneer is volgens de dagelijkse balans rente berekening (basis 3) de volgende rentedatum?
=COUP.DATUM.NB("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 2001-05-15.
Geeft de datum van de rentetermijn voor de aankoopdatum. Noteer het resultaat als een datum.
COUP.DATUM.VB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Wat was de rentedatum voorafgaand aan de aankoop volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DATUM.VB("2001-01-25"; "2001-11-15"; 2; 3) geeft 2000-11-15.
Geeft als resultaat het rentebedrag voor een bepaalde termijn voor een investering, op basis van periodieke gelijke betalingen en gelijk blijvend rentepercentage.
IBET(Tarief; Periode; Aantal perioden; HW ; TW (optioneel) ; Type (optioneel))
Tarief is het periodieke rentepercentage.
Periode is de termijn waarvoor de samengestelde rente wordt berekend. Periode=Aantal perioden als voor de laatste termijn samengestelde rente wordt berekend.
Aantal perioden is het totale aantal perioden gedurende welke terugkerende betalingen worden verricht.
HW is de contante geldswaarde op dit moment in reeks van betalingen.
TW(optioneel) is de gewenste waarde (toekomstige waarde) aan het einde van de termijnen.
Type is de datum waarop de periodiek betalingen voldaan moeten worden.
Wat is de samengestelde rente gedurende de vijfde termijn (jaar) als het vaste rentepercentage 5% is en de contante geldswaarde 15.000 valuta-eenheden is? De periodieke betaling is zeven jaar.
=IBET(5%;5;7;15000) = -352,97 munteenheden. De samengestelde rente gedurende de vijfde periode (jaar) bedraagt 352,97 munteenheden.
Berekent het interne rendement voor een lijst van betalingen die op verschillende datums vallen. De berekening is gebaseerd op basis van een jaar met 365 dagen, waarbij schrikkeljaren genegeerd worden.
Als de betalingen op regelmatige basis plaatsvinden, gebruikt u functie IR.
IR.SCHEMA(Waardes; Datums ; Geschatte waarde (optioneel))
Waardes en Datums verwijzen naar een reeks betalingen en de reeks van daaraan verbonden datumwaardes. Het eerste datumpaar definieert het begin van het betalingsschema. Alle andere datumwaardes moeten later zijn, maar hoeven niet op volgorde te staan. De waardereeks moet tenminste één negatieve en één positieve waarde bevatten (ontvangsten en stortingen).
Geschatte waarde (optioneel) is een schatting die kan worden ingevoerd voor de interne eindrente. Standaard is 10%.
Berekening van het interne rendement voor de volgende vijf betalingen (datums zijn in ISO 8601-indeling):
| A | B | C | |
|---|---|---|---|
| 1 | 2001-01-01 | -10000 | Ontvangen | 
| 2 | 2001-02-01 | 2000 | Storting | 
| 3 | 2001-03-15 | 2500 | |
| 4 | 2001-05-12 | 5000 | |
| 5 | 2001-08-10 | 1000 | 
=IR.SCHEMA(B1:B5; A1:A5; 0,1) geeft 0,1828 of 18,28% terug.
Berekent de kapitaalwaarde (netto contante waarde) voor een lijst van betalingen die op verschillende datums vallen. De berekening is gebaseerd op basis van een jaar met 365 dagen, waarbij schrikkeljaren genegeerd worden.
Als de betalingen op regelmatige basis plaatsvinden, gebruikt u functie NVP.
NHW2(Discontopercentage; Waardes; Datums)
Discontopercentage is de interne eindkoers voor de betalingen.
Waardes en Datums verwijzen naar een reeks betalingen en de reeks van daaraan verbonden datumwaardes. Het eerste datumpaar definieert het begin van het betalingsschema. Alle andere datumwaardes moeten later zijn, maar hoeven niet op volgorde te staan. De waardereeks moet tenminste één negatieve en één positieve waarde bevatten (ontvangsten en stortingen)
Berekening van de netto huidige waarde voor de onder functie IR.SCHEMA genoemde vijf betalingen voor een mogelijke aflossingssnelheid van 6%.
=NHW2(0,06;B1:B5;A1:A5) geeft 323,02 terug.
Geeft als resultaat het aantal termijnen voor een investering op basis van periodieke, vaste betalingen en een vast rentepercentage.
NPER(Rentepercentage; Regelmatige betalingen; HW ; TW (optioneel) ; Type (optioneel))
Rentepercentage is het periodieke rentepercentage.
Regelmatige betalingen is de constante betaling (terugkerend) die gedurende elke periode is betaald.
HW is de contante geldwaarde op dit moment in een reeks van betalingen.
TW (optioneel) is de toekomstige waarde, die wordt bereikt aan het einde van de laatste periode.
Type (optioneel) is de betaaldatum van de betaling aan het begin of aan het einde van de periode.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Op hoeveel betalingstermijnen zal een betalingsperiode met een periodiek rentepercentage van 6%, een periodieke betaling van 153,75 valuta-eenheden en een huidige geldswaarde van 2.600 valuta-eenheden van toepassing zijn.
=NPER(6%;153,75;2600) = -12,02. De betalingstermijn beslaat 12,02 perioden.
Geeft als resultaat het vaste rentepercentage per periode van een annuïteit.
RENTE(Aantal perioden; Regelmatige betalingen; HW ; TW (optioneel) ; Type (optioneel) ; Geschatte waarde (optioneel))
Aantal perioden is het totale aantal perioden gedurende welke betalingen worden verricht (betalingsperioden).
Regelmatige betalingen is de constante betaling (terugkerend) die gedurende elke periode is betaald.
HW is de contante waarde in de reeks van betalingen.
TW (optioneel) is de toekomstige waarde, die wordt bereikt aan het einde van de periodieke betalingen.
Type (optioneel) is de betaaldatum van de periodieke betaling, aan het begin of aan het einde van een periode.
Geschatte waarde (optioneel) bepaalt de geschatte waarde van de rente met doorlopende berekening.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Wat is het gelijkblijvende rentepercentage voor een betalingsperiode van 3 termijnen als regelmatig 10 valuta-eenheden worden betaald en de huidige geldswaarde 900 valuta-eenheden is.
=RENTE(3;-10;900) = -75,63% De rentekoers is daarom 75,63%.
Berekent de jaarlijkse rentevoet die verkregen wordt wanneer een waardepapier (of ander item) aangekocht wordt tegen beleggingswaarde en verkocht wordt tegen aflossingswaarde. Er wordt geen rente betaald.
RENTEPERCENTAGE(Aankoopdatum; Vervaldatum; Investering; Aflossingsbedrag ; Soort jaar (optioneel))
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier wordt verkocht.
Investering is de aankoopsom.
Aflossingsbedrag is de verkoopprijs.
Een schilderij wordt gekocht op 15-01-1990 voor 1 miljoen en verkocht op 5-05-2002 voor 2 miljoen. De basis is dagelijkse balansberekening (basis = 3). Wat is het gemiddelde jaarlijkse renteniveau?
=RENTEPERCENTAGE("1990-01-15"; "2002-05-05"; 1000000; 2000000; 3) geeft 8,12%.
Berekent het rentepercentage dat de winst (rendement) van een investering weergeeft.
RRI(Aantal perioden; HW; TW)
Aantal perioden is het aantal perioden dat nodig is om de rentekoers te berekenen.
HW is de tegenwoordige (huidige) waarde. De contante waarde is de storting van contanten of de huidige contante waarde in een andere vorm. Als stortingswaarde moet een positieve waarde worden ingevoerd; de storting mag niet 0 of <0 zijn.
TW bepaalt wat gewenst is als de contante waarde van de storting.
Voor vier termijnen (jaren) en een contante geldswaarde van 7500 valuta-eenheden moet het rentepercentage worden berekend als de toekomstige waarde 10000 valuta-eenheden moet zijn.
=ZGZ(4;7500;10000) = 7,46 %
Het rentepercentage moet 7,46 % zijn wanneer 7500 valuta-eenheden in 4 jaren 10000 valuta-eenheden moeten worden.
Geeft als resultaat de toekomstige waarde van een investering op basis van periodieke, vaste betalingen en een vast rentepercentage (Toekomstige Waarde).
TW(Tarief; Aantal perioden; Regelmatige betalingen ; HW (optioneel); Type (optioneel))
Tarief is het periodieke rentepercentage.
Aantal perioden is het totale aantal perioden (betalingsperioden).
Regelmatige betalingen is de constante betaling (terugkerend) die regelmatig per periode is betaald.
HW (optioneel) is de (huidige) contante waarde van een investering.
Type (optioneel) definieert of betaald moet worden aan het begin of einde van een periode.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Wat is de waarde aan het eind van een investering als het rentepercentage 4% is en de betalingstermijn twee jaren is bij een periodieke betaling van 750 valuta-eenheden. De investering heeft een huidige waarde van 2500 valuta-eenheden.
=TW(4%;2;750;2500) = -4234,00 munteenheden. De waarde aan het einde van de investering is 4234,00 munteenheden.
Berekent de geaccumuleerde waarde van het beginkapitaal voor een reeks periodiek veranderende rentevoeten.
TW2(Hoofdsom; Rentepercentages)
Hoofdsom is het startkapitaal.
Rentepercentages zijn een reeks rentekoersen.
1000 valuta-eenheden zijn gedurende drie jaar geïnvesteerd geweest. De rentepercentages waren 3%, 4% en 5% per jaar. Wat is de waarde na drie jaar?
=TW2(1000;{0,03;0,04;0,05}) geeft 1124,76.
Geeft als resultaat de afschrijving van activa over een bepaalde periode of gedeelte van een periode met behulp van de variabel afnemende balansmethode.
VDB(Aanschafwaarde; Restwaarde; Nuttige levensduur; Startperiode; Eindperiode ; Factor (optioneel) ; Afschrijvingsmethode (optioneel))
Aanschafwaarde is de initiële waarde van een goed.
Restwaarde is de waarde van een goed aan het eind van de afschrijving.
Nuttige levensduur is de afschrijvingsduur van het goed.
Beginperiode is het begin van de afschrijving. Moet in dezelfde datumeenheid worden ingevoerd als de duur.
Eindperiode is het einde van de afschrijving.
Factor (optioneel) is de afschrijvingsfactor. Factor = 2 is dubbele afschrijving.
Afschrijvingsmethode is een optionele parameter. Afschrijvingsmethode = 0 (standaard) betekent een wissel naar een lineaire afschrijving. Bij Afschrijvingsmethode = 1 wordt er niet gewisseld.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Hoeveel bedraagt de tweemaal zo snelle afnemende balansafschrijving over een periode als de initiële kosten 35,000 valuta-eenheden bedragen en de waarde aan het eind van de afschrijving 7,500 valuta-eenheden is. De afschrijvingsperiode is 3 jaar. De afschrijving van de 10de naar de 20ste periode wordt berekend.
=VDB(35000;7500;36;10;20;2) = 8603,80 valuta-eenheden. De afschrijving gedurende de periode tussen de 10e en de 20e periode is 8.603,80 valuta-eenheden.